De Jas

De Jas

(Vrouw (Magda) en man (Koen) zitten naast elkaar op de bank. Ze kijken elkaar niet aan. Naast de vrouw staat een koffer. Ze heeft haar jas aan.)
(Man zucht bijna ongemerkt)

MAGDA
Wat?

KOEN
Wat bedoel je?

MAGDA
Nou, wat wil je daarmee zeggen?

KOEN
Waarmee?

MAGDA
Daar-mee.

KOEN
Hoe be-doel je?

MAGDA
Dat zuchten.

KOEN
Ik zuchtte niet.

MAGDA
Je zuchtte.

(Man zucht)

MAGDA
Doe je het weer.

(Stilte)

KOEN
Ik zucht omdat ik over dingen nadenk.

MAGDA
Zie je wel.

KOEN
Wat?

MAGDA
Nou dat dus.

KOEN
Wat?

MAGDA
Dat je dus zucht omdat je er iets mee bedoelt.

(Stilte)

KOEN
Wil je het echt weten? Ik dacht aan Rome.

MAGDA
Rome?

Typisch toch, dat het jou altijd weer lukt om op een zijspoor te opereren.
Je leeft in de berm, jij. Ja dat is het. Je bent een bermtoerist!  Zo eentje die op vakantie, terwijl hij al op de plaats van bestemming had kunnen zijn, zijn tijd verdoet langs de kant van de weg, met een muffe sandwich en een thermoskan lauwe koffie!

KOEN
Ik dacht aan Rome. Toen je die jas kocht. Tweedehands. Je kon het leven van de vorige eigenaar er nog in ruiken, maar dat had ik beter niet kunnen zeggen.  Ik vond hem je gelijk mooi staan. Prachtig was je en wat waren we nog jong.

MAGDA
Je zei dat ie stonk.

KOEN
Nee. Dat zei ik niet.

(Man zucht)

Bij het bekijken van de foto’s zag ik hem steeds weer opduiken. Ik vermoed een jaar of tien toch wel. Zodra in onze albums de bladeren vallen, verschijn jij weggedoken in de wollen kraag van die jas.

MAGDA
Het is een kwaliteitsjas.

(Stilte)

Maar wanneer heb jij in godsnaam die albums bekeken?

KOEN
Nog niet zo lang geleden.

MAGDA
En je wist nog waar ze lagen?

KOEN

Dat wist ik ja en aan het stof erop te zien, was jij ze al een tijdje kwijt.
(Stilte)

 (Vrouw trekt de jas iets meer dicht en houdt de revers vast)

MAGDA
Er zit een gat in de voering. Meerdere zelfs. Twee grote in ieder geval. Het stof is zo dun geworden dat repareren geen zin meer heeft. Ik was bij de kleermaker in de in de stad en die zei lachend: ‘Mevrouw, doet u geen moeite, deze jas valt, as we speak, van ellende uit elkaar.’

(Er gaat een mobiel)

Moet je niet opnemen?

KOEN
Nee.

MAGDA
Zij is het, hè?

Ons eigen niets (uit: L’esperanza)

Ons eigen niets

Regieaanwijzing:  De dik- en schuingedrukte woorden worden tegelijk uitgesproken.

1.      ‘Later’, zei ik vroeger, ‘wil ik het liefste clown…’

2.     Clown wilde ik het liefste worden. Zo eentje met een traan en op zijn pak een   croissantje als maan.

1.     maan. Of Siamese tweeling zodat ik altijd samen…

2.    Was je vaak alleen? Ik…

1.    Voortdurend. En ik spaarde potloodslijpsel maar daar was ik veel te ongeduldig           voor

2.    ongeduldig voor. Mijn slijpsel brak al voordat het in een glazen pot zat. Wat is dat
bij je oog?

1.    Ik wilde fietsend een vlieg wegslaan, maar miste en raakte een boom met van die       bloesem kandelaars.

2.    Ik kreeg een keer een eikel op mijn kop, toen ben ik ook gevallen. Dat streepje boven  mijn lip.

1.     Dat hield je daaraan over?

2.    Zodat jij mijn pijn kunt zien. En ik onder je oog de jouwe.

1.    Ik stel soms vragen waarop ik het antwoord al weet.

2.     Waarom liggen we onder een deken?

1.    Precies. Daar word ik rustig van. En als ik iets niet weet, zoals de zin

2.    De zin van ons bestaan daar denk ik ook wel eens aan.

1.    Dan kom ik uit op niets. Maar wel ons eigen niets.

2.    En dat is op zich al iets. Kun je een geheim bewaren? Ik eet soms babyvoeding uit        een potje.

1.    Wortel met puree, ik doe er altijd een beetje tafelzout doorheen.

2.    Op je bord bewaar jij het lekkerst zeker ook voor later?

(3 x bis)