Herinneringen aan het weer

Vandaag staat het land in brand
kleurt de misleidende warmte van
stervend loof de straten vlammende
goud.

Een dag waarop gevallen herfstbladeren
door wind over de weg gedreven
geen spelende kinderen lijken
maar mensen in paniek.

Kon de wind mij dragen dan liep ik niet
dan leefde ik.

Ik heb herinneringen aan het weer ook aan
toen het stormde maar nooit waren ze zo
helder als deze zullen achterblijven.

Ver weg

Hoe lang moet je vallen om weer thuis te zijn? Hoe diep moet je
graven om weer heel te zijn? Mijn vader zegt dat diepte subjectiever
is dan hoogte en dat open zee verraderlijke ruimte biedt. Mijn vader
heeft een baard en houdt het meest van bitterkoekjes ook al toont hij
nooit verdriet. Rouw is een doolhof waar je op meerdere manieren
doorheen kunt lopen. Ik ken mijn vaders kin niet.

Hier wordt iemand geschetst die zich

• niet hecht
• een passerende toeschouwer is
• een doorreis maakt.

Vluchtige stoffen maken wat ons kan binden,
smeerbaar. Weggaan is dan blijven.

Als je vandaag vóór twaalf uur een doos met voordelen bestelt,
kun je die morgen al verwachten. Maar hoeveel parkarchitecten
heb je nodig om de natuur om de tuin te leiden? Hoe lang duurt het
voordat onverschillig afstand wordt? Daar waar golven breken
is geen mui, dat is juist op plekken waar de zee heel rustig oogt.

Thuiswerken

als je de huizen wegdenkt
woon ik in een bos

vóór mij een
scherm ik word
bijna toegelaten

de wereld
daarbinnen
daarbuiten

een zwarte vlieg
zoekt
een uitweg het
raam staat open

de wekker is een
foto geworden van
ooit een moment
dat het 11 uur werd

ik weet niet of
het in de ochtend
of avond was en
of ik mij ergens
in de kamer bevond

het slecht opgemaakte
bed een glooiend land-
schap met achter iedere
heuvel een restje droom

buiten tikt tegen de
muur de bal van mijn
kind de seconden
weg die wij bestaan

‘de host heeft u toegelaten’
ik ben binnen

De Drenkeling

De spiegelende ruit van een amper opgedroogd café
grijze zelven zwemmen er achteloos in voorbij
het uur waarop kredietgeluk zich kleurloos laat zien
en het geld zich opmaakt voor een nieuwe dag
Avenue Parmentier, Avenue Voltaire, Rue de Pontoise

De gehavende Notre Dame dakloos en ontveld
het uitgerukte hart door weldoeners gered het
druipende bluswater gesmolten steigers het giftige
lood liever een mens dan een god zonder huis

In de Seine dobbert een eend heel sereen
onder water spartelt het beest zich een ongeluk
zijn we niet allemaal verdwaalde eenden? Is er
een eerlijker mens dan de drankdoordrenkte
clochard die ons dagelijks het overleven van
de dood toont?

Supernova     

(rondeel)

zevenduizend lichtjaren ver
eer hij op het netvlies stoot
de witte dwerg al eeuwen dood

het sterven van een ster
de laatste gloed vuurrood
zevenduizend lichtjaren ver
eer hij op het netvlies stoot

een uitgedoofde lucifer
uit de pilaren der creatie schoot
de afstand niet te vatten groot

zevenduizend lichtjaren ver
eer hij op het netvlies stoot
de witte dwerg al eeuwen dood

Mijn eeuwige Ragnarok

(Germaans heffingsvers)

Chaos geboren /bij het gloren van de ochtend
Demonen en draken,/ dreigende geesten
Ongezien geofferd /de orde van gister
Zo duister en donker/ de dagen beginnen

Telkens weer taniger/ terug moeten zetten
Dat wat daarvoor/ draconisch is opgebouwd
Alles aanéén /bij zonsondergang
Ieder ontwaken /een onbestemd plan

Vol van valsigheid /in vriendschap vermomd
Ligt ‘s nachts op de loer / de leugen van Loki
Wachtend tot mijn wereld,/ waarachtig ontstaan
Vergaat met geweld,/ het godenrijk achterna