Corrie is van zijn plaats!

Zonnet-coloradokever1

Vanochtend toen ik onder de douche stond, riep mijn vrouw van beneden iets onverstaanbaars. Omdat ik nog niet klaar was en ook nog haast had, besloot ik in plaats van te roepen: ‘wat zeg je?!!’, te wachten tot ik aangekleed was en naar beneden kon. Maar toen ik haar haastig de trap op hoorde komen, begreep ik dat wat ze kwijt wilde belangrijker was dan iets wat kon wachten. ‘Corrie is van zijn plaats!’, riep ze door de beslagen douchedeur, waarna ik met mijn vuist een kijkrondje veegde en zij me, met een blik alsof ze net de kosmische achtergrondstraling had ontdekt, aankeek. ‘Corrie is van zijn plaats!’, herhaalde ze hijgend. Hij is van zijn plek, echt waar en niemand is aan zijn bak geweest!’ Ik geloofde mijn oren niet. Corrie had al weken, die eigenlijk al optelden tot maanden, niet meer bewogen en ineens vandaag, op de dag dat alles weer wat in beweging leek te komen, de donkerte weer wat plaats maakte voor daglicht, had Corrie een teken van leven gegeven.

In mei was Corrie bij ons komen wonen. Een zwart met goud gestreept kevertje van bijna een centimeter doorsnee. Corrie was, tijdens een struintocht door de wijk, door mijn vrouw en twee kinderen gevonden in een tuinstruik. Toevallig liepen ze met het kevertje op de vinger een bioloog tegen het lijf. Hij vroeg hen: ‘Wat hebben jullie daar?’ Waarop mijn vrouw zei dat ze vermoedde dat het hier een Coloradokever betrof, maar dat ze die nog niet zo vaak in een woonwijk had gezien. De bioloog bevestigde haar vermoeden en voegde eraan toe dat het inderdaad apart was, dat deze kever en dan ook nog in zijn eentje gewoon hier in de straat in een tuin zat. Het kon niet anders dan dat dit kevertje op de kleding van een mens was meegereisd. ‘Het zijn kleine monsters voor de aardappelvelden’, zei de bioloog. ‘Ja, hele oogsten vernietigen ze.’ zei mijn vrouw, ‘Ik weet dat nog van vroeger bij ons in de velden, achter het water.’ ‘De larven zijn het ergst, die vreten alles op. Maar hoe bijzonder, toch, dat dit beestje hier zit!’ sloot de bioloog af. Nu moest Corrie wel mee naar huis. Hij was niet alleen mooi, maar ook nog heel speciaal, bovendien, riepen de kinderen, had Mama Valérie hem nog niet gezien. Dus ging het kevertje op de vinger mee naar huis.

Toen ik het beestje zag was ik enorm onder de indruk en natuurlijk stemde ik in met een overnachting in het oude babyverblijf van Pat en Mat, onze gewezen wandelende takken. Aandachtig bekeken we het diertje dat op de bodem van het plastic bakje zat. De glimmende dekschilden met het patroon van een sjieke pyjama. Hij kwam de perfectie nabij. Om zijn verblijf te veraangenamen moesten we nog wel even de boel inrichten. Dus googelden we naar onze nieuwe vriend, die ondertussen de naam Corrie had gekregen. We vulden het bakje met stenen, resten hout, klimop en een halve pieper met uitschieters. Want Coloradokevers, familie van de Bladhaantjes, eten uitsluitend nachtschade. We lazen veel interessants over habitat, voedsel, voortplanting, taxonomie en noem het maar op. Maar ook lazen we verontrustende zaken, bijvoorbeeld dat de Fransen de naam Coloradokever gebruikten als scheldwoord voor de Duitsers, die een groot deel van de aardappeloogst vorderden voor hun soldaten. En erger nog, dat er geruchten gingen dat de kevers in de Tweede Wereldoorlog ingezet zouden worden als wapen bij een biologisch oorlogsvoering. Ook lazen we ergens dat vandaag de dag men de verplichting heeft Coloradokevers te vernietigen, omdat ze anders een bedreiging vormen voor de aardappel- tomaten- en aubergineteelt. En toen durfden we Corrie dus niet meer buiten te zetten. We zouden een mislukte oogst niet op ons geweten willen hebben, maar zeker ook niet iemand anders aanleiding willen geven ónze Corrie iets aan te doen. We wisten wat ons te doen stond. Dagelijks verschoonden we de bak. Legden verse pieper op telkens andere plekjes. Maakten van druppeltjes poeltjes die groot genoeg waren om uit te drinken, maar klein genoeg om niet in te verdrinken. Omdat zijn wereld iedere dag anders was, zou Corrie volgens onze zoon vast het gevoel hebben op reis te zijn en zeker niet het idee hebben opgesloten te zitten. Iedere dag waren we blij als er weer kleine hapjes uit de doorgesneden pieper waren. Corrie deed het! Ook zagen we verschillende gedragspatronen. Zo maakte hij zichzelf groot en breed als hij zat te eten. Dat vonden we super grappig en ook wel een beetje aandoenlijk.

De lente ging voorbij, de zomer kwam En tijdens het plannen van de zomervakantie stonden we er nog helemaal niet zo bij stil, totdat we bijna gingen… Mijn vrouw en ik keken elkaar gepijnigd aan. De betekenis in onze blikken sloot zich boven de hoofden van de kinderen en vulde de ruimte, zoals opgesloten rook bovenin de kamer de plaats van lucht inneemt en laag bij de grond ruimte vrijlaat. Corrie moest weg. We moesten hem uitzetten, ergens in een veld. En zo liepen we dagen rond met een steen op onze maag, zonder nog met elkaar over Corrie te spreken. Totdat de vakantie zo dicht voor de deur stond, dat we het onderwerp niet meer konden mijden. Weer keken we elkaar betekenisvol aan, waarna de beslissing snel genomen was. ‘Dan moet ie maar mee!’ Een geschikte plek om hem vrij te laten, konden we niet bedenken en ook waren we bang dat hij in het wild niet meer zou kunnen functioneren, omdat we hem zo verwend hadden. Maar vooral voelde het alsof we vanwege logistieke uitdagingen – zoals je wel eens leest – onze hond in het bos aan een boom bonden om vervolgens zelf snel weg te rijden, de vrijheid tegemoet, de vakantie in. En dat konden we onmogelijk over ons hart verkrijgen.

Zo gebeurde het dat Corrie mee ging kamperen op Terschelling. Auto. Boot. In de nacht en als het regende zetten we hem in de voortent, bij mooi weer stond ie in het gras. Zo ging hij een paar dagen mee naar Maastricht en verbleef hij nog een week met ons en een stel vrienden in een prachtig huis in de Ardennen. Iedere dag werd hij netjes verschoond en verzorgd. Halverwege de vakantie vertoonde hij ineens ander gedrag. Bij het verschonen spreidde hij vervaarlijk zijn vleugels, alsof hij de vrijheid kon ruiken en ieder moment kon opstijgen. Maar nooit ging ie. Corrie hoorde bij ons. Tijdens het reizen stond Corrie op een veilig plekje, het bakje geklemd en de stenen dusdanig ingericht dat ze niet gingen rollen en op een onbewaakt rem-moment Corrie zouden verpletteren.

De zomer was heerlijk, de herfst kwam. De prachtige kleuren in samenspel met die heerlijke weemoed die ons tot bezinnen dwingt, namen het stokje over van de late avonden buiten, de hete middagen binnen. Maar Corrie werd al rap een stuk minder actief. Steeds vaker en langer zat ie met opgetrokken pootjes op één en dezelfde plek. Mijn vrouw en ik hadden er een hard hoofd in. Misschien was al dat gereis toch niet zo goed geweest voor ons lieve kevertje. We hadden destijds, tijdens het googelen, wel iets over een winterslaap gelezen, dus dat zochten we nog eens op. Coloradokevers hielden inderdaad een winterslaap. Maar we waren pas net met het najaar begonnen? Er bleven tot onze opluchting nog wel af en toe tekenen van leven komen, maar veel was het niet en op een dag was er helemaal niets meer. Corrie zat met zijn opgetrokken pootjes doodstil en kwam niet meer van zijn plek. Weken niet, maanden niet. Om het zekere voor het onzekere te nemen bleven we de pieper om de zoveel tijd wisselen, de blaadjes verversen, maar behalve verpieteren gebeurde er niet veel mee. Tot vanochtend dus. Tot die dag dat alles weer een beetje lichter begon te worden, de dagen lengden en het aanvoelde als een dag waarop je uit een winterslaap zou kunnen ontwaken. Toen kwam Corrie van zijn plaats.